Spring naar hoofd-inhoud

Geen voordeel vroege tweetaligheid

Vroege tweetaligheid in Fries-Nederlands is geen garantie voor succesvolle ontwikkeling van Engels als derde taal. Dat blijkt uit promotieonderzoek van Mirjam Günther-Van der Meij. Dat is opvallend, omdat meestal een voordeel van tweetaligheid op derdetaalverwerving gevonden wordt. In de Friese context is dat dus niet het geval. Andere factoren zoals taalachtergrond, motivatie om talen te leren en taalblootstelling spelen een belangrijkere rol.

Drietalige taalontwikkeling verschilt van tweetalige taalontwikkeling omdat tweetaligen meer ervaren taalleerders zijn (omdat ze al twee talen beheersen) en toegang hebben tot twee linguïstische systemen. Wat uit het onderzoek van Günther-Van der Meij echter duidelijk wordt, is dat vroege tweetaligheid in de Friese context geen voordeel biedt, maar ook geen obstakel vormt voor Engelse taalontwikkeling als derde taal (T3). De Friese situatie is uniek om verschillende redenen, waaronder de nauwe verwantschap tussen Fries en Engels. Maar die blijkt  verrassenderwijs eerder een nadeel dan een voordeel. Een andere opvallende deelconclusie: ‘latere tweetaligen’ zijn zelfverzekerder over hun Engelse taalvaardigheid dan ‘vroege tweetaligen’. Günther-Van der Meij noemt de eerste groep betere Engelse taalleerders, maar de tweede groep bestaat uit snellere Engelse taalleerders.

Günther-Van der Meij onderzocht bij 77 Friese jongvolwassenen of tweetalige sprekers van Fries een voordeel hebben bij het leren van Engels. Er deden 34 vroege Fries-Nederlandse (EB) en 43 latere Nederlands-Friese (LB) tweetaligen mee aan een reeks experimenten om de impact van mate van tweetaligheid op Engelse taalontwikkeling te bestuderen. Günther-Van der Meij keek daarbij naar drie focuspunten die een rol spelen in de verwerving van een derde taal: socio-psychologische factoren, mondelinge taalvaardigheid en lexicale toegang. Deze werden allemaal op drie verschillende momenten in één schooljaar gemeten. Ze gebruikte achtergrondvragenlijsten om te kijken of EB en LB verschilden in de hoeveelheid taalcontact en in attitudes en motivatie tegenover taalleren. Verteltaken in de drie talen werden gebruikt om mogelijke verschillen in mondelinge taalvaardigheid te beschrijven. En met twee reactietijdexperimenten werd de lexicale toegang in woordherkenning van de proefpersonen onderzocht.

Mirjam Günther-van der Meij (Hallum, 1980) promoveert op 14 mei 2018 in de Martinikerk te Franeker. Ze heeft in Amsterdam Engels en Toegepaste Taalwetenschap gestudeerd. Die laatste studie heeft ze afgesloten met een masterscriptie over mondelinge taalvaardigheid op de Trijetalige skoalle (2008). Haar promotieonderzoek verrichtte ze als externe promovenda aan het onderzoeksinstituut CLCG van de Faculteit der Letteren (Rijksuniversiteit Groningen) en werd gefinancierd door de Fryske Akademy. Günther-Van der Meij werkt tegenwoordig aan de Fryske Akademy en NHL Stenden Hogeschool als taalonderzoeker.

Zie ook: