Spring naar hoofd-inhoud

Cognaten helpen bij woordherkenning

Woordherkenning door tweetalige Fries-Nederlandse kinderen blijkt af te hangen van de mate van overlap tussen de twee talen. Dat onderzochten Evelyn Bosma, Elma Blom, Eric Hoekstra en Arjen Versloot in een wetenschappelijk artikel over de verwerving van cognaten bij Fries-Nederlandse tweetalige kinderen. Dit stuk verscheen deze maand in het tijdschrift International journal of Bilingual Education and Bilingualism.

Cognaten zijn woorden uit verschillende talen die qua vorm en betekenis op elkaar lijken, zoals poes – poes en hân – hand. Bij het leren van een tweede taal zijn die cognaten natuurlijk heel handig. Wat we tot nu toe nog niet wisten, is of de herkenning van deze cognaten afhangt van de mate van overlap tussen de twee talen, dus of kinderen identieke cognaten zoals poes => poes makkelijker herkennen dan niet-identieke cognaten zoals hand => hân.

En doet het er bij die niet-identieke cognaten nog toe of de overlap regelmatig is en in meer woordparen voorkomt? Naast hân en hand heb je namelijk ook nog strân en strand, lân en land en bân en band. Er is dus een regel dat woorden die in het Fries op -ân eindigen in het Nederlands op -and eindigen.

Het lijkt voor de hand te liggen dat dit zo is, maar hoe kan het worden aangetoond? We kunnen niet direct in de hoofden van kinderen kijken. En wat betekent dit voor de organisatie van taal in de hoofden van kinderen?

Aan het onderzoek van Bosma, Blom, Hoekstra en Versloot deden 120 kinderen mee van scholen uit Akkrum, Baard, Bozum, Deinum, Itens, Jorwert, Mantgum, Nij Beets, Oosterwierum, Weidum, Wieuwerd, Winsum, Wommels en Woudsend. Samen met twee testassistenten, Paula van Zwol en Anke Wagenaar, ging Bosma drie keer bij de scholen langs om ‘woordspelletjes’ te doen met de kinderen, steeds met een jaar ertussen.

In het International Journal of Bilingual Education and Bilingualism doen de onderzoekers verslag van de resultaten. De herkenning van woorden blijkt inderdaad af te hangen van de mate van overlap tussen het Fries en het Nederlands, zo blijkt uit statistische analyse van de testresultaten. Hoe meer het Friese woord op het Nederlands lijkt, hoe beter de kinderen die thuis weinig Fries horen het woord herkennen. Daarnaast gaan deze kinderen als ze ouder worden het meest vooruit op cognaten met een regel, zoals hân en hand.

Hieruit concluderen de onderzoekers dat deze kinderen door de tijd heen beter worden in het herkennen van de regelmatigheden in de overlap tussen het Fries en het Nederlands. Dit betekent dat Friese en Nederlandse woorden die op elkaar lijken in het brein automatisch dicht bij elkaar worden opgeslagen. Het brein is een soort rekenwonder dat voortdurend nagaat welk woord lijkt op welk ander woord, en hoe sterk de overeenkomst is.

Lees mear: