Spring naar hoofd-inhoud

Scriptieprijs voor Nienke Jet de Vries

Nienke Jet de Vries is winnaar van de Skripsjepriis 2014-2016, waarmee de Fryske Akademy het beste scriptieonderzoek naar een Fries thema onderscheidt. De Skripsjepriis – een bedrag van duizend euro – kreeg De Vries uitgereikt op de eerste Dag van de Friese Letterkunde die de Fryske Akademy vandaag organiseert.

De Vries krijgt de prijs voor haar masterscriptie Fan Selskip nei mienskip, die ze in 2015 heeft voltooid voor de opleiding Friese letterkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. In haar scriptie kijkt De Vries naar de rol van de Friese literatuur tussen 1844 en 1915 als verbindende kracht van het toen tot stand komende Friese taalbewustzijn. 

De Skripsjepriis wordt om het jaar uitgereikt. Studenten kunnen tot 1 juni 2018 hun masterscriptie insturen voor de volgende scriptieprijs van de Fryske Akademy.

 

Uit het juryrapport
In haar scriptie gebruikt De Vries theorieën van Walter Ong en Benedict Anderson om na te gaan hoe de opkomst van schrijftaal, en de opkomst van literatuur in het bijzonder, bijgedragen heeft aan de vorming van de Friese gemeenschap. De Friese gemeenschap wordt daarmee gezien als een imagined community, wat vrij te vertalen is als een gemeenschap die in de geest is geconstrueerd. De Amerikaanse historicus Carlton Hayes ziet dit gemeenschapsgevoel zelfs als een soort religie, omdat het met een collectief geloof te maken heeft.

De bindende rol van de literatuur blijkt uit de opkomst van een groot aantal periodieken, die De Vries allemaal in kaart heeft gebracht. Tegelijkertijd laat ze ook zien dat de scheiding tussen schriftelijk en mondeling niet absoluut is. Schriftelijke teksten werden bij mondelinge voordrachten te koop aangeboden aan het publiek. Mondelinge voordracht, cabaret in feite, vond plaats op Friese winteravonden. Daar komt dan ook het roemruchte begrip “Winterjounenocht” vandaan, de succesformule van Waling Dykstra en Tsjibbe Gearts van der Meulen. De formule van het Winterjounenocht vond alom navolging en droeg veel bij aan het taalbewustzijn van de Friezen.

Zoals De Vries zelf aangeeft in haar conclusie: De 19de-eeuwse Friese literatuur heeft een gemeenschap gesmeed die zich bewust werd van zijn eigen Friese identiteit, en creëerde zo een publiek voor andere vormen van cultuur en zwaardere literaire genres. Daarmee rehabiliteert ze de Friese literatuur uit de negentiende eeuw, die door Douwe Kalma geringschattend “folksskriuwerij” werd genoemd.