Spring naar hoofd-inhoud
Middenpaneel van de Viglius-triptiek (1571) van Frans Pourbus. Collectie Sint Baafskathedraal, Gent (België)

Cultuur in vroegmodern Friesland

In deze themagroep wordt onderzocht hoe politieke en religieuze versnippering in Friesland tussen 1480 en 1800 hebben bijgedragen aan het ontstaan van een Friese identiteit.

Omstreeks 1520 werd Westerlauwers Friesland na decennia van strijd bij het Bourgondisch-Habsburgs landencomplex aangehecht. Maar vanuit Brussel bekeken, bleef het een buitengewest. Ook ten tijde van de Republiek gold Friesland als de antipode van Holland. Zo behielden de noordelijke gewesten een eigen stadhouder die veelal in Leeuwarden resideerde en waren hier verhoudingsgewijze meer mensen bij de politieke besluitingvorming betrokken dan elders. Ter rechtvaardiging van deze eigen instellingen beriepen intellectuelen en bestuurders zich op het concept van de ‘Friese Vrijheid’.

Ook in religieus opzicht behield Friesland een eigen signatuur. Het relatieve isolement van het gewest maakte dat hier na de Reformatie een aanzienlijke doperse minderheid overeind bleef. Daarnaast slaagden de katholieken erin, ondanks het verdwijnen van de oude kerkelijke structuren, nieuwe gemeenschappen op te bouwen. De bevoorrechte gereformeerde kerk bond dan weer grotere groepen, maar lang niet iedereen, aan zich.

Politieke en religieuze versnippering droegen beide bij tot het ontstaan van een Friese identiteit. Die zou ten tijde van de Romantiek steeds sterker worden gecultiveerd, maar de kiemen ervan werden reeds in de vroegmoderne periode gelegd. In deze themagroep wordt nagegaan hoe dat gebeurde. Drie projecten en de bijhorende deelprojecten werpen licht op verschillende facetten van dit proces.